Oh was ik maar een vogelaar.

Er zijn mensen die op latere leeftijd nog een sluimerend of vermoed talent aanpakken. Dat doen ze met verve en veel overtuiging. Na een kleine halve eeuw een kantoorbaan te hebben uitgezeten gaan ze, desnoods met een versleten heup, wandelend richting Santiago De Compostella. Of aangestoken door alle culi-programma’s stortten zij zich op viersterrenrecepten na een leven dat vooral bestond uit mislukte tosti’s. Ik ken iemand die de kleuterdreun nog steeds niet anders dan vals kan zingen maar zich een peperdure saxofoon heeft aangeschaft om Summertime uit Porgy en Bess te kunnen spelen. Mocht hier ironie in doorklinken dan alvast mijn excuus aan al die positivo’s die ook na hun zestigste een droom najagen.

De ironie slaat op mijzelf. Ik zou graag nog een echte vogelaar worden. Vogels herkennen aan hun vacht, hun getierelier en hun gedrag. Ik ken Ervaren Vogelaars die mij bijstaan.Zij geven mij de Vogelgids voor de jeugd en een CD met vogelgeluiden. Maar er zit geen schot in. Ik kom niet verder dan het herkennen van vogels die hun eigen naam roepen en zelfs dat lukt niet altijd. Laatst hoorde ik een vogel die “You tube, you tube “riep. Naderhand bleek het een slecht articulerende koekoek te zijn. Handig is ook als de vogel heet naar zijn uiterlijk. Zo herken ik het roodborstje tenminste. Ik kan niet snel genoeg alle kenmerken van een vogel in mij opnemen. Dat moet een gebrek aan zintuigelijke coordinatie zijn. Laatst meende ik een driedubbel gevlekte Syberische hazelnotenkraker te hebben gezien. De Vogelaar feliciteerde mij met deze observatie. ” Je bent een van de drie Europeanen die hem gezien heeft. ” Over ironie gesproken.